Een veerkrachtige rug

De staat en beweeglijkheid van je wervelkolom vertelt veel over je dagelijkse gewoontes en activiteiten. Hoe je zit, staat en beweegt vertaalt zich in de manier waarop je rug er uitziet. Geen twee ruggen zijn gelijk.

Als je daar verandering in wilt aanbrengen is het goed om eens naar de evolutionaire geschiedenis en de structuur van de rug en de wervelkolom te kijken.

We zijn van viervoeters tweevoeters geworden. Het grote voordeel is dat we overzicht over onze omgeving kregen en dat de voorpoten vrij kwamen voor andere zaken als alleen voortbewegen. Tijdens dit proces zijn onze voeten meer onder het bekken komen te staan om onze balans te behouden. We zijn ware evenwichtskunstenaars geworden. Als we lopen balanceren we 80% van de tijd op één been. De wervelkolom is echter wel in een meer kwetsbare positie gekomen.

Als je van opzij naar een wervelkolom kijkt zie je dat de wervelkolom lijkt op een dubbele s. Twee rondingen naar achteren en twee rondingen naar voren. De borstkas en het hoofd worden ondersteund door de rondingen naar voren van de onderrug en de nek. De drie zware delen (bekken, ribben en hoofd) zijn boven elkaar geplaatst en kunnen verschillende richtingen op bewegen. Min of meer los van elkaar. Zo verkrijg je de meeste bewegingsmogelijkheden met de grootste draagkracht.

Deze vorm van de wervelkolom is ontstaan tijdens de evolutie en via beweging. Om een gezonde rug te behouden heeft de wervelkolom beweging nodig in alle richtingen.

De mate en richting van beweging wordt bepaald door de uitlijning van de facetgewrichten.

Via de facetgewrichten zijn de wervels aan de achterzijde met elkaar verbonden. Samen met banden en ligamenten maken ze dat de wervels niet t.o.v. elkaar kunnen verschuiven.

De facetgewrichten zijn zo uitgelijnd dat de onderrug goed kan buigen en strekken en de borstwervelkolom goed kan roteren en zijwaarts buigen. De nek kan alle bewegingen maken.

Door je de structuur en bewegingsmogelijkheden van de wervelkolom eigen te maken verbeter je haar veerkracht en draagvermogen.

Om te oefenen

  • neem je zelf waar voor een minuut door de aandacht op je lichaam te richten
  • beweeg je hele wervelkolom tussen stuitje en kruin
  • vraag je af welke bewegingen je kunt maken en wat waar het beste gaat
  • beweeg de drie verschillende delen (lumbaal (onderrug), thoracaal ( borstwervelkolom) en cervicaal (nek gedeelte)) los van elkaar in verschillende richtingen
  • met een partner: A beweegt de verschillende delen van de wervelkolom in verschillende richtingen – B doet na. Wissel van positie
  • neem je zelf opnieuw waar voor een minuut door de aandacht op je lichaam te richten en waar te nemen of er iets veranderd is